Zoeken in deze blog

dinsdag 17 september 2013

Objecten

Ze komen en ze gaan, de 'objecten'. Verschillend van formaat, vorm en inhoud. Soms lijken ze uit het niets te ontstaan, en andere keren vloeien ze duidelijk uit iets anders voort.

Ik zit, ik adem, ik kijk. Het is een soort van snorkellen boven een koralenrif. Ik kijk de diepte in en zie de bizarre vormen. Sommige dingen liggen daar ver weg in de diepte, ik zweef erboven. Sommige drijven voorbij in alle mogelijke kleuren en vormen. 

Ik loop. Dan kruisen ze mijn weg. Ik probeer ze op tijd op te merken en sta dan even stil. Vaak weet ik het pas wanneer ze er al zijn. Waar ze vandaan komen en waarom is niet altijd duidelijk. Maar ik ben blij dat ik ze zie, anders slokken ze mij zomaar zonder pardon op. Het is eten of opgegeten worden in de grote wildernis van het onderbewuste.

Een gedachte. Ik stop. Hij manifisteert zich, groeit wat, zwelt op, het is een beetje als een wee, bereikt zijn hoogtepunt en begint dan weer in te slinken, af te zwakken en verdwijnt dan weer uit het zicht. Sommige zijn wat trager, die geef ik een klein duwtje, hup, loop jij nou maar door... ik wil nu verder...

Tja. Mediteren, dat is kijken naar een immens groot aquarium waar de raarste wezens in zwemmen, alleen de glazen wand wil bij gebrek aan allertheid zomaar ineens verdwijnen, en hop, voor je het weet verzuipt je er weer in. Tricky business. 

vrijdag 26 juli 2013

Moeder

Ik sta voor de spiegel. De huid aan de zijkant van mijn ogen is erg droog en jeukt. Ik denk aan de keer dat mijn moeder mij zei dat ik er crème op moest doen. Ik wilde het juist niet. Zij zette door, het leek wel van levensbelang voor haar, ze smeekte, werd dwingend en we kregen ruzie. Ik doe er crème op en zeg tegen haar: "tevreden nu?" Het voelt goed zo, nu dat ze ver weg is en wij onmogelijk in een ruzie verwikkeld kunnen raken. Zij haar zin, ik geef haar gelijk en heb er baat bij ook nog. Iedereen tevreden.

's Ochtends sta ik mijn havermout te koken. Ik hoor mijn moeders stem tegen mijn opa, haar vader van negentigplus die zijn laatste jaren bij haar doorbracht en in ruil voor onderdak haar toch goedbedoeld, maar strak regiem moest volgen: "je moet het zachter zetten, langer laten koken, niet zo, dit wordt niks". Nu kreeg ze ruzie met hem. Ik voel met hem mee. Terwijl ik in mijn eigen pannetje roer zeg ik tegen haar: "zie je dat het zo ook prima gaat? het hoeft helemaal niet lang te koken, is zo klaar!" Hahaha, ze kan me niks meer maken, ik mijn zin. En stiekem hoop ik dat ze mij nu gelijk geeft, nu dat ze tot een geestesbestaan is gereduceerd en misschien niet meer zo onderhevig is aan menselijke weeffouten.

Mijn relatie met mijn beide ouders is enorm verbeterd sinds dat ze niet meer leven. Onenigheden, stroeve communicatie, onverwerkte emoties worden gladgestreken. De scherpe kantjes gaan er langzamerhand vanaf. Het vermogen om ze te accepteren en van ze te houden neemt toe.

Vanochtend haalde ik allerlei vergeten spullen tevoorschijn en legde ze op het dressoir in mijn slaapkamer (dat wil zeggen, op mijn doodsimpele ladekast, maar wat zou het veel mooier zijn als het een echt Dressoir was geweest), met daartussen een aantal voorwerpen die van mijn moeder zijn geweest. Antieke spiegels, haarborstels en kledingborstels en ook wat doosjes met sieraden. Mijn moeder had echt prachtige spullen, daar valt niet aan te tornen. Toch heb ik er moeite mee om naar ze te kijken.

Laat staan om ze te dragen. Ik pak een ring. Het is een zilveren ring, groot, langwerpig, met een vierkante bruine steen in het midden. Grof. Jaren '50, '60 misschien. Vintage. Mooi vind ik hem. Heb ik altijd gevonden. De kleur doet mij denken aan de ogen van mijn moeder. Mijn jonge moeder, toen ze nog redelijk blij was.

Ik doe de ring om. Hij is te smal voor mijn middelvinger. Ik doe hem om mijn ringvinger. Hij past. Maar zit te strak, voelt ongemakkelijk. Ik wil hem af doen, maar hij klemt. Na veel trekken en duwen lukt het. Opgelucht bedenk ik dat ik hem niet moet dragen. Na zo'n half uur loop ik er weer langs en pak hem weer. Hij trekt mij toch. Mama's spulletjes. Ik poets hem. Hij glimt mooi en ik maak foto's. Dan doe ik hem weer om en maak daar weer foto's van. Opnieuw begint hij ontzettend te klemmen. Nu krijg ik hem er echt niet af. Het is een soort van vacuüm. Zelfs met zeep gaat het met moeite. Wanneer het eindelijk lukt, voel ik me bevrijd.

Ik wil vrede sluiten met mijn dode moeder. De gesprekken met haar worden steeds leuker. Maar met haar achtergelaten materie weet ik geen raad.  Haar spullen haal ik tevoorschijn en verstop ze vervolgens weer. Nu krijg ik weer ruzie met haar sieraden.
Het is aantrekken en afstoten met die dingen. Ze zijn prachtig, maar zijn niet mijn maat. Ze zijn van haar. Ze blijven van haar. Ze passen mij niet. Ik ben de bewaker. Ik geef ze door aan mijn kleinkinderen. 


zaterdag 6 juli 2013

Boos

De Boeddha vergeleek boosheid met het gooien van een stuk brandende houtskool. Je denkt op de ander te richten, maar je bezeert jezelf. Daar heeft hij volkomen gelijk in. Soms bereik je een stadium waarin je die pijn niet meer voelt. Dan kan je behoorlijk doordraven.

Boos ben ik. Alle dingen willen mij expres boos maken. Mensen doen van alles om mij te pesten. Dat zijn harde feiten.

Ik ben bijvoorbeeld boos op de gemeente. Ja. De GEMEENte Is een veelkoppige monster. Het is een heel GEMEEN monster! Het pest mij voortdurend! Het monster pest mij bijvoorbeeld door de plastic afval niet op tijd op te halen en door zwerfafval niet aan te pakken. Het gemene monster pest mij ook doordat het er niet voor zorgt dat ik gewoon op de stoep kan lopen van mijn huis naar het station. Het monster denkt niet aan mensen. Nee. Het denkt ook niet na over het verwijderen van de borden met 'NAT' erop, nadat er geschilderd is in het park, en komen zo papier en inkt gewoon in het milieu terecht. Boos ben ik.

En dan zijn er al die mensen die mij boos maken. Best veel. Mensen die hun motor niet afzetten wanneer de brug open gaat. En mensen die 'processed food' vertalen als 'kant en klaar eten' terwijl het gewoon bewerkt eten betekend, en daardoor is er weer verwarring, terwijl het juist zooo belangrijk is dat er eindelijk aandacht is voor wat mensen eten. En ik was al zo boos op alle mensen die niet snappen dat slecht eten en slechte gezondheid met elkaar hand in hand gaan. En op alle regeringen, en op de voedingsindustrie, op alle industrieën, alle macht-slurpers, ik ben niet zo genuanceerd. Dat komt omdat ik zo boos ben.

Ook ben ik heel boos op mensen die hun blikjes, flesjes, pakjes, patatbakjes, mcdonaldszakjes, sigarettenpakjes, peukjes of noemhetmaarop op straat gooien, vooral in MIJN straat. Hoe halen ze het in hun hoofd?? Boetes uitdelen! Dat zal ze leren. En spugen op straat.. Hoe verzin je het? En hondeneigenaren die de poep niet oprapen maar gewoon leuk voor mijn deur laten liggen. Dit doen ze duidelijk om mij ergenis te bezorgen!!! 

En dan ben ik boos omdat de 'gebroken lijnzaad' die ik kocht bijna heel is en omdat de 'waxed dental floss' absoluut 'unwaxed' aanvoelt en ook omdat ik in het restaurant voor zeven euro maar een halve kom soep en voor drie euro een half kopje thee krijg! En computers... begin er maar niet over... waarom  kunnen de bestanden van mijn video toch in godsnaam niet gewoon op mijn computer bewerkt worden? Waarom???

Ik ga er vanuit dat het allemaal persoonlijk tegen mij is gericht. Er is een gigantische samenzwering om mij heen. Dat is zeker. Hoe meer ik erover nadenk, hoe bozer ik word.  En hoe bozer ik word, hoe minder helder ik kan nadenken. Die boosheid is een brand die woedt en zich uitbreidt en zich voedt met al dit soort gedachten. Het is dan ook erg moeilijk om er los van te komen. Dan blijf ik er een tijd behoorlijk in zitten sudderen. 

En ik heb gelijk, natuurlijk heb ik gelijk. Ik heb steeds maar gelijk totdat ik er dood bij neerval. Het jeukt in mijn botten. Het wil eruit. Boosheid heeft een duidelijke richting, van binnen naar buiten toe. Het is het gooien van een steen, een katapult, een pijl en boog. Maar de jeuk blijft, dat heeft de Boeddha al verklaard. 

Dan fantaseer ik ineens dat ik hele dunne scherpe hoge hakken aan heb waarmee ik kan prikken. Stop stop stop, schreeuw ik, terwijl ik ze allemaal leegprik. Je mag dit niet doen. Je mag mij dit niet aandoen. Ik voel me gepakt, opgelicht, bedrogen, bedonderd, besodemieterd. Ik ben het slachtoffer en mag terugslaan. Stop ermee!

Ik rij op mijn boosheid als op een paard. Ik zit er machtig en hoog op. Ik galopeer elegant. Ik kijk neer op de dingen, ik zie al die mensen van bovenaf. Al die domheid, die onneuzelheid. Ik betrap ze met die vier sterke benen. 

Ik galopeer verder. Achter mij dood en verderf. Het is een zwart-wit film, Mad Nava. Overal is rook, mist, dor en kaal. Ik had gelijk. Ik heb gelijk. Ze hadden moeten luisteren. Wat voelt dat goed, hier zo alleen in die rust.


woensdag 19 juni 2013

Inzicht

Ik loop op straat
Het kan me niet schelen dat mensen naar me kijken
Het kan me niet schelen wat ze van me denken

Nee, dat is niet waar
Het kan me wel schelen,
alleen kan het me niet schelen dat het me scheelt wat mensen van me denken

Nee, dat is ook niet waar
Het kan me wel schelen,
alleen kan het me niet schelen dat het me scheelt dat het me scheelt wat mensen van me denken

Dat is ook niet waar.
Het kan me wel schelen.

zaterdag 8 juni 2013

Haast

Vandaag in de stad, op de fiets, met een deel van de boodschappen in de fietstas, onderweg van de natuurwinkel naar de markt om betaalbaar fruit te halen, langs de AH, toen ik door moest dringen tussen alle winkelende mensen, zag ik ineens de haast. Ik zag de haast van al die winkelende mensen en ik zag ook mijn eigen haast.

Ik zie (merk, voel) mijn eigen haast wel vaker. Ik voel het in mijn lichaam, in mijn spieren die gespannen zijn, in een naar voren neigend lichaam, in een korte ademhaling, in het gevoel (en het idee) geen tijd te hebben en steeds vooruit vooruit vooruit te moeten.

Ik heb wel vaker haast, of ik ben gewoon snel. Ik typ bijvoorbeeld heel snel, ik loop ook snel, ook wanneer ik een avondwandeling door het park doe, ik denk zeer snel en haal mijzelf regelmatig in, in de auto moet ik mijzelf in bedwang houden en oefen ik soms met geduld. Het is meestal vrij lastig om mijn bewegingen te vertragen. Het zit niet zo in mij, de rust. Gewon op een stoel zitten lukt mij niet. Als ik eenmaal in beweging ben, hol ik heel de dag door. Wat mij wel lukt is op de bank neerstrijken en er uren blijven liggen. Boeken lezen doe ik in bed. Alles of niks dus.

Wanneer ik mediteer kan ik de drukte in mijn hoofd en in mijn lichaam zien; het is een spectaculair schouwspel van komen en gaan, verschijnen en verdwijnen van gedachten, gevoelens, stemmen en tegenstemmen, lichamelijke en zintuigelijke sensaties en ga zo door. Wanneer ik mediteer lukt het mij vaak om wel stil te zitten. Dan zie ik hoe de boel van binnen werkt. Erg leerzaam.

Maar vandaag in de stad zag ik in een keer heel helder de haast van de anderen. Ik fietste het smalle straatje in met mijn ene volle fietstas (waarom ze de drukste straat van Dordrecht zo smal hebben gemaakt zal god misschien wel weten, en anders vast iemand daar bij de gemeente), waar het wemelde van het winkelende publiek; in en uit de AH, lopend, fietsend, in groepen, in koppels of alleen, met of zonder kinderen met kinderwagens of zonder...

En ineens kon ik vertragen. Net in een film. De tijd stond bijna stil. Ik werd langzaam. Mijn bewegingen schakelden naar een andere versnelling, mijn spieren ontspanden, ik kon ademen. Rust. En ik keek naar die mensen. En ik had opeens veel ruimte en veel tijd in een eigen vertraagde tijdbubbel. Ik dacht: "al die haast, waar is het voor nodig? Ik heb eigenlijk helemaal geen haast, ik kan mijn eigen tempo bepalen, kijk mij nou". Het was alsof de haast en de drukte om mij heen het mogelijk maakten mijn eigen haast te onderscheiden en vervolgens de keuze te maken voor een ander tempo, voor mijn eigen ritme.

Het was een prachtige gewaarwording die een paar minuten stand hield. Het was even zweven, trouw aan mijn eigen bewegingslogica, in het hier en nu. Ja! Wat vervolgens gebeurde is dat ik ging bedenken dat ik over deze ervaring ga schrijven en begon de zinnen in mijn hoofd te formuleren. Ik zag mijzelf al achter de computer zitten en ik wist ineens hoe mijn weblog ging heten: 'mijn gedachten over het een en ander', mooi, was ik blij mee. Tegelijkertijd was een deel van mij aan het vechten, wanhopig bezig om die mooie ervaring nog vast te houden. Ik was dus aan het beleven (of dat dacht ik tenminste) en erover aan het rapporteren tegelijkertijd, niet te spreken van het feit dat ik ook nog met dilemma's als: gezouten of ongezouten noten en chips light of gewoon aan het worstelen was.

Bij het vertrek uit de winkel had ik nog steeds de illusie dat ik de ervaring niet kwijt was en ging dapper de drukte weer in, vertrouwend op mijn nieuwe geestkracht. Toen ik weer een drukke straat in fietste dacht ik: "kijk, ik kan inhalen en toch geen haast hebben, ik kan snel gaan en toch bij mijzelf blijven" en meer van dit soort euforische gedachten, toen ik ineens tegen een meneer aanbotste. Het was geen grote klap, qua raakvlak dan, maar wel een harde. We botsten toch echt. Zijn linkerzij tegen mijn linkerhand en tegen het stuur waar mijn hand op lag. Het deed best een beetje pijn, maar geen een van ons beide zei sorry. Ik was in de veronderstelling dat ik, verkerend in mijn tijdcapsule, nooit fout had kunnen zijn. Hij dacht misschien, "wat een trut, je mag hier niet fietsten"...

De botsing had mij wakker geschud en mij met mijn neus op de feiten gedrukt: ik zat allang weer in de haast, in de drukte, in de naar voren neigende lichaamshouding, snel naar de markt, nog even fruit halen, en naar die winkel, en nog even die bellen, nog even afspreken, en straks het gras maaien, en in de diverse blogs schrijven en de foto's en en en ...

Ik was er.... haast.