Zoeken in deze blog

vrijdag 26 juli 2013

Moeder

Ik sta voor de spiegel. De huid aan de zijkant van mijn ogen is erg droog en jeukt. Ik denk aan de keer dat mijn moeder mij zei dat ik er crème op moest doen. Ik wilde het juist niet. Zij zette door, het leek wel van levensbelang voor haar, ze smeekte, werd dwingend en we kregen ruzie. Ik doe er crème op en zeg tegen haar: "tevreden nu?" Het voelt goed zo, nu dat ze ver weg is en wij onmogelijk in een ruzie verwikkeld kunnen raken. Zij haar zin, ik geef haar gelijk en heb er baat bij ook nog. Iedereen tevreden.

's Ochtends sta ik mijn havermout te koken. Ik hoor mijn moeders stem tegen mijn opa, haar vader van negentigplus die zijn laatste jaren bij haar doorbracht en in ruil voor onderdak haar toch goedbedoeld, maar strak regiem moest volgen: "je moet het zachter zetten, langer laten koken, niet zo, dit wordt niks". Nu kreeg ze ruzie met hem. Ik voel met hem mee. Terwijl ik in mijn eigen pannetje roer zeg ik tegen haar: "zie je dat het zo ook prima gaat? het hoeft helemaal niet lang te koken, is zo klaar!" Hahaha, ze kan me niks meer maken, ik mijn zin. En stiekem hoop ik dat ze mij nu gelijk geeft, nu dat ze tot een geestesbestaan is gereduceerd en misschien niet meer zo onderhevig is aan menselijke weeffouten.

Mijn relatie met mijn beide ouders is enorm verbeterd sinds dat ze niet meer leven. Onenigheden, stroeve communicatie, onverwerkte emoties worden gladgestreken. De scherpe kantjes gaan er langzamerhand vanaf. Het vermogen om ze te accepteren en van ze te houden neemt toe.

Vanochtend haalde ik allerlei vergeten spullen tevoorschijn en legde ze op het dressoir in mijn slaapkamer (dat wil zeggen, op mijn doodsimpele ladekast, maar wat zou het veel mooier zijn als het een echt Dressoir was geweest), met daartussen een aantal voorwerpen die van mijn moeder zijn geweest. Antieke spiegels, haarborstels en kledingborstels en ook wat doosjes met sieraden. Mijn moeder had echt prachtige spullen, daar valt niet aan te tornen. Toch heb ik er moeite mee om naar ze te kijken.

Laat staan om ze te dragen. Ik pak een ring. Het is een zilveren ring, groot, langwerpig, met een vierkante bruine steen in het midden. Grof. Jaren '50, '60 misschien. Vintage. Mooi vind ik hem. Heb ik altijd gevonden. De kleur doet mij denken aan de ogen van mijn moeder. Mijn jonge moeder, toen ze nog redelijk blij was.

Ik doe de ring om. Hij is te smal voor mijn middelvinger. Ik doe hem om mijn ringvinger. Hij past. Maar zit te strak, voelt ongemakkelijk. Ik wil hem af doen, maar hij klemt. Na veel trekken en duwen lukt het. Opgelucht bedenk ik dat ik hem niet moet dragen. Na zo'n half uur loop ik er weer langs en pak hem weer. Hij trekt mij toch. Mama's spulletjes. Ik poets hem. Hij glimt mooi en ik maak foto's. Dan doe ik hem weer om en maak daar weer foto's van. Opnieuw begint hij ontzettend te klemmen. Nu krijg ik hem er echt niet af. Het is een soort van vacuüm. Zelfs met zeep gaat het met moeite. Wanneer het eindelijk lukt, voel ik me bevrijd.

Ik wil vrede sluiten met mijn dode moeder. De gesprekken met haar worden steeds leuker. Maar met haar achtergelaten materie weet ik geen raad.  Haar spullen haal ik tevoorschijn en verstop ze vervolgens weer. Nu krijg ik weer ruzie met haar sieraden.
Het is aantrekken en afstoten met die dingen. Ze zijn prachtig, maar zijn niet mijn maat. Ze zijn van haar. Ze blijven van haar. Ze passen mij niet. Ik ben de bewaker. Ik geef ze door aan mijn kleinkinderen. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten