Zoeken in deze blog

zaterdag 19 juli 2014

'Nee' als 'Ja'

Geschreven augustus 2013

Vijf dagen mediteren. De groep telt negen mensen. Van 5 uur in de ochtend tot 9 uur in de avond zitten we, lopen we, doen we yoga, eten we, leven we in stilte en in vertraging. Alleen de leraar spreekt soms. In de avond is er les. Les in Boeddhisme.

De geest reinigt. Patronen worden zichtbaar. Contact tussen mensen blijkt evengoed te bestaan ook zonder woorden. Moeilijke momenten van confrontatie met onzekerheid, met lichamelijke pijn, met moeheid, verveling, verzet. Mooie momenten van verwondering en inspiratie, van ontroering door de natuur, door andere stille mensen.

In het dagelijkse leven vertraag je. Je eet, drinkt, loopt, doucht, poetst je tanden, gaat naar de wc in een trager tempo dan normaal. Dit werkt voor mij als een vergrootglas en tevens aardt het me; ik kom dichter bij de handelingen zelf en dus ook bij mijn lichaam. Ik leef in het moment.

En dan zijn er de dharma instructies. De leraar spreekt over de doelen van de meditatie, wat je ermee kunt bereiken en er is veel analyse van de psychologische factoren die er spelen. Ook zijn er leefregels, die je wel mag maar niet hoeft te volgen, die je wel mag maar niet hoeft mee te reciteren, maar gereciteerd worden ze elke avond wel, hoewel het niet verplicht is om erbij te zijn... maar om dan demonstratief iedere keer weg te blijven is ook zo wat...

Er is een Boeddha beeld, de leraar is een Boeddhist. In zijn retoriek en stemgebruik hoor ik de katholieke die hij ooit vermoedelijk is geweest. Ik krijg ook dezelfde kriebels als in de kerk (uit mijn tijd als koorbegeleider). De inhoud is niet fout. Ik hoor veel wijze woorden. Het spreekt mij zelfs aan, dat maakt het nog enger. Elke avond ga ik er met dat rare gevoel vandaan. De inhoud klopt wel, zegt mijn verstand, het gevoel erbij niet.

Elke dag is er een individueel moment met de leraar. Ik bespreek dit vooral niet met hem. Uit de ervaring van het jaar ervoor weet ik dat ik soms te ver ga. Ik had toen veel moeite om weer thuis te zijn, om mijzelf weer te vinden. Dit keer besloot ik een kleine onafhankelijkheidsstrijd te voeren. Ik heb bijvoorbeeld, tegen de regels in, een aantal keer met mijn vriend gesmst.  Het voelde als een noodzaak, als ademhalen. Dat verkoos ik boven de regels: je oefent toch juist om zo trouw mogelijk aan jezelf te leren zijn?

De laatste avond escaleert het en ik tob me wezenlos.

De laatste dag zou er ter afsluiting een geleide meditatie zijn. Het jaar ervoor liet het allemaal zo sterk binnen komen dat ik er eng van werd en in een soort van waas terecht kwam, en kon na afloop ook moeilijk mijn draai weer vinden. Dit wilde ik dit keer absoluut niet. Aan de andere kant wilde ik ook niet in de aversie belanden, negatief worden en de mooie ervaring verpesten. Dit vormde een dilemma waar ik lang over heb getobd, nagedacht en geschreven.


En ineens wist ik het. Op het moment dat de geleide meditatie met de groep gedaan werd, koos ik spontaan voor mijn eigen weg. De leraar gaf instructies en ik hoorde hem. Ik sloot mijn ogen en zei bij mijzelf: 'ik hoor je stem en ik doe niet mee, ik luister naar mijn adem en blijf zo dicht mogelijk bij mijzelf'. Soms deed ik mijn ogen open, keek af en toe naar buiten en bleef zo vormgeven aan mijn eigen moment. Het voelde als een overwinning. Ik kon me afsluiten zonder af te wijzen, uit keuze, niet uit angst. 

Een mooi paradoxaal Boeddhistisch gezegde luidt: "als je de Boeddha ontmoet, dood hem". Lekker doen dus, zo kom je bij jezelf.


vrijdag 18 juli 2014

Weefsel

In Israël vallen raketten. Niet meer ergens afgelegen in het zuiden, maar in heel het land kunnen ze vallen, en doen ze ook. De meeste worden onderschept, dat neemt niet weg dat mensen in voortdurende spanning leven. Mijn vrienden schrijven over steeds moeten verzinnen waar ze kunnen schuilen bij de volgende luchtalarm, over hoge adrenaline niveau, over angst en paniek.

Tegelijkertijd zijn er demonstraties en acties voor vrede en voor vredesbesprekingen. Ik hoor steeds meer geluiden van Arabieren en Joden die samen een einde willen maken aan de gekte. Ik hoor steeds meer het geluid van de compassie, van het besef dat we allemaal mensen zijn. Dat geluid was sterk toen de Palestijnse jonge levend verbrand werd. Ik hoopte toen dat dit besef, van het leed van de ander, de remmen op de haat-machine zou verstevigen. Maar dat was niet het geval. Israël moet weer laten zien dat ze haar niet klein krijgen. Met geweld.
                           

Ik hoorde toen dit mooie liedje dat over het menselijke leed spreekt. Het raakte mij enorm en ik had hoop. Maar de oorlog kwam toch. En nu zijn er nog meer bange mensen, nog meer doden, nog meer verwoesting.

Als ik sterf, iets van mij zal sterven in jou.
Als jij sterft, iets van jou in mij zal sterven met jou.

Want we zijn allemaal een levend menselijk weefsel
En als een van ons,
Gaat van ons,
Sterft er iets in ons -
En iets blijft dan bij hem.

Als we wisten hoe te kalmeren,
Hoe de vijandigheid te kalmeren,

Als we wisten onze woede te stillen, te bedaren
Ondanks onze gekwetstheid sorry te zeggen.
Als we opnieuw konden beginnen.

Als ik sterf, iets van mij zal sterven in jou.
Als jij sterft, iets van jou in mij zal sterven met jou.

Hoe zorg je dat je hart niet vergiftigd wordt door haat? Veel Israëlische vrienden beweren dat ik het ook zou voelen als ik ook de raketten zou meemaken. Ik kan het niet met zekerheid zeggen, maar ik geloof niet dat mijn denken zou veranderen. Ik geloof niet dat haat en geweld haat en geweld oplossen.

En gister is er een vliegtuig neer gehaald met 250 mensen erin. Geweld, haat. Meer pijn en meer verdriet.

Vanochtend heb ik in mijn tuin zitten mediteren en verdriet overheerste. Tegelijkertijd was er compassie. Wat kan je nog meer met zoveel pijn? Daarna kwam een vriendin langs met de mededeling dat haar buren getroffen werden, hun dochter met haar man en drie kinderen zijn omgekomen in de vliegramp. Ineens was het wel heel dichtbij. Zij was ontdaan en ik kon alleen maar medeleven tonen. Ze ging weg en ik bleef met het verdrietige gevoel, en toch weer, de compassie, als medicijn, als tegengif. Niet dat je er iets mee kan, en toch voelt het als de beste wapen. Wat kan je doen? Wat kan ik doen, dat vraag ik me steeds af. Je kan zo weinig doen, maar compassie kun je overbrengen, het biedt troost. Voor de ander en voor jezelf.

Vanavond ging ik even naar buiten, het was bloedheet, maar ik moest er even uit, wist ook niet precies waarom en waarheen. Ik stond aan de voordeur van vrienden en daar bij hun voortuintje stond een oud vrouwtje met haar rollator naar de stokrozen te kijken. Nog voordat ik kon aanbellen zei ze, mooie bloemen he? Ik moest instemmen. Ze ging door. Ze had ze vroeger ook in de tuin, en kijk, vooral die daar, zo prachtig. Ze keek even op en vroeg, moet ik nu daarheen? Ik vroeg waar ze woonde en of ik even een stuk mee moest lopen. Dat was goed, ze pakte mijn hand en we staken over. Ze bleef zich verwonderen. De kleur van het gras was zo prachtig groen, en zo'n hondje heeft zij ook, even een praatje met de baas en dan weer, een BMW. Ja, zo een heeft ze gehad in olijfgroen, daar heeft ze door heel Europa mee gesjeesd. De 150 meter naar haar huis duurden op deze manier zo'n 20 minuten. Ze ging naar de zorg, want ze zeiden dat het niet meer zo kon. Moest dat dan? Nee. Het is haar geadviseerd. En waar eet ze? Nu had ze een patatje in haar mandje, ze eet hier en daar, bij leger des heils enz. Ik beloofde af en toe een maaltijd langs te brengen en zij vroeg of ik uit de hemel was komen vallen. Aan de ene kant zo scherp, zo'n plezier in alles, kleuren, bloemen, mensen. Aan de andere kant toch wat verward. Het patatje was voor haar hond. Zij had al gegeten.

In haar voortuintje ging ze nog even zittend door kletsten over de buurjongen en zijn vriend die er stonden, over een vriendin van wie ze de naam niet meer wist, want ze had allemaal mensen met de K om zich heen. Zowel binnen als buiten vergane schoonheid. Beeldjes, plantjes, steentjes, een grote tekening van een vlinder op de gevel, een schattig balkon. Een heel leven. Was ze een kunstenares? Nee, maar ze kon kunst waarderen. Ze is overals geweest, in Indonesië, en in Riga... En nu zag ze de tekening op mijn shirt, dat is vast Indonesisch. Wonderlijk.

Als ik moet dementeren, dan maar zo. Onbevangen, kinderlijk genietend van alles.

Compassie, dat was mijn dag.